‘Alles staat of valt met hoe je het doet’

12 maart 2024 • 11:52

Nafiesa Oemed is directeur van De Klimop, een school met ruim tweehonderd leerlingen en 65 verschillende nationaliteiten in de Haagse Cartesiusstraat. Voor Nafiesa is het streven naar inclusie heel vanzelfsprekend, al kan ze daarin soms belemmerd worden door praktische zaken.

Met 65 verschillende nationaliteiten waarvan er niet eentje overheersend is, mag je wel spreken van een school met een grote diversiteit. Die verscheidenheid zie je ook terug in het team van De Klimop, vertelt directeur Nafiesa Oemed. “Uit ervaring weet ik dat het goed samengaat als je team ook een mooie mix is van verschillende identiteiten en achtergronden. Je hebt aan een half woord genoeg als je met leerlingen omgaat, dus dat is heel fijn. Toch zijn er ook valkuilen als je kinderen met zoveel verschillende achtergronden op je school hebt. Soms heb je discussie over de islam, dan gaat het weer over Pasen of het hindoeïsme. Ga er maar aan staan als leraar.”

Hoe zorg je dat jouw leerkrachten daar goed mee kunnen omgaan?
“Door een veilig en stabiel pedagogisch klimaat te creëren dat is gestoeld op heel duidelijke regels en afspraken. Dat is de basis. Samen met een gedragsspecialist en een intern begeleider heb ik een protocol gemaakt en dat hebben we aan het team gepresenteerd. Alle teamleden zijn ook getraind om met deze regels om te gaan, ook de overblijfcoördinatoren. Het gevolg is dat we een duidelijke visie hebben over hoe je je met elkaar moet gedragen. Leerlingen weten precies waar de grenzen liggen en dat vinden ze fijn. Het leuke is dat ze dat ook hebben aangegeven bij de audit dit we laatst vanuit De Haagse Scholen hadden. Ons pedagogisch klimaat kwam daarbij uit de bus als een van onze sterke punten, het geeft iedereen houvast.”

Jullie proberen ook ouders zoveel mogelijk te betrekken.
“Klopt. We streven naar een mooi curriculum dat past bij onze diverse populatie. Daar betrekken we ouders bij, want we willen ook echt dat ouders weten met welk doel we dit allemaal doen. Je kunt ook bot zeggen: dit gaan we doen en je hebt het maar te slikken, maar dat werkt niet. Neem zoiets als Paarse Vrijdag, daar moeten we sensitief mee omgaan. Dat doen we bijvoorbeeld door een gastspreker van buiten uit te nodigen en vervolgens in gesprek te gaan met de leerlingen. Alles valt of staat met hoe je het doet. Als je ouders daarin meeneemt, dan zien ze er uiteindelijk ook het nut van in.”

Vorig najaar ben je met een groep directeuren op studiereis naar Canada geweest. Hoe vond je dat?
“Wat ik mooi vind, is dat ze daar heel erg inzetten op het welbevinden van de leerlingen en niet zozeer op scores en het didactische aspect. In Nederland zijn wij altijd maar bezig met stempels geven, een stempel voor je CITO-score, een stempel voor de extra ondersteuning die je nodig hebt en ga zo maar door. Als een leerling bepaald gedrag laat zien, zeggen wij meteen: o, dat zijn kenmerken van ADD. Maar mag een kind misschien ook gewoon wat drukker zijn dan normaal? In Canada plakken ze veel minder labels, maar zijn ze bezig te zorgen dat je lekker in je vel zit, want dan ontwikkel je je ook goed. Dat vond ik wel een eye-opener.”

Wat neem je daarvan mee naar de Nederlandse situatie?
“In Canada zijn allerlei specialisten in de school aanwezig. Ik zou het geweldig vinden als we in Nederland ook naar een situatie kunnen toegroeien waarin gedragswetenschappers, orthopedagogen, fysiotherapeuten en andere specialisten gewoon op de reguliere scholen werken en dat de gemeente dit bekostigt voor iedere school. Deze specialisten kunnen namelijk het verschil maken en je team meenemen in de begeleiding van leerlingen. Alleen moet je daar uiteindelijk wel een werkplek voor kunnen vinden.”

Nafiesa Oemed

Hoe bedoel je?
“Je staat er misschien niet direct bij stil, maar onze schoolgebouwen zijn helemaal niet betekend op inclusie. De lokalen zijn allemaal gemaakt voor één groep met één leerkracht, terwijl we toe moeten naar grotere ruimtes waar je met specialisten meerdere kinderen kunt ondersteunen. En als je een orthopedagoog of andere specialist wilt aannemen, dan is het nog maar de vraag of je een kantoor voor ze vrij kan maken. Dus ook bij nieuwbouw moeten we anders gaan denken.”

Ook financieel kan het volgens jou beter worden geregeld.
“Inderdaad. Ik run bijvoorbeeld twee taalklassen met nieuwkomers. Daar is veel externe hulp bij nodig, zoals IQ-onderzoeken en het inhuren van tolken. Ik moet dat allemaal zelf betalen en het slokt een groot deel van mijn budget op. Dan denk ik: we willen toch met z’n allen dat die kinderen goed worden opgevangen, waarom kan dat dan niet centraal worden bekostigd?”

Streef jij ernaar om zoveel mogelijk leerlingen op het reguliere onderwijs te houden?
“Ja, maar ik kijk altijd naar wat lukt met mijn team, want het welbevinden van mijn team is heel belangrijk. Gelukkig hebben we een stevig team staan en hebben we weinig leerlingen met extreem gedrag. We hebben bijvoorbeeld nieuwkomers, onder meer uit Oekraïne, en die zijn soms getraumatiseerd, maar dat uit zich niet in extreem gedrag. En we hebben kinderen die wat meer beweging nodig hebben of op een andere manier extra aandacht. Die kunnen we meestal bij ons op school houden. We werken ook samen met SBO De Bonte Vlinder, die zit hier bij ons in de wijk. Vanaf volgend schooljaar gaan de collega’s van De Bonte Vlinder observaties doen bij onze onderbouwgroepen. Ze gaan het gedrag van de onderbouwleerlingen in kaart brengen, en onze onderbouwcollega’s coachen en begeleiden. Op die manier kun je de basisondersteuning versterken en ontwikkelen, en voorkom je veel problemen in een later stadium.”