Faalangst in de klas?

22 maart 2024 • 12:06

Over begaafdheid (aflevering 6)
Door: Janneke Breedijk

Wanneer de prestaties van een (begaafd) kind structureel minder zijn dan verwacht, kan er sprake zijn van faalangst. Faalangst kan vele vormen aannemen: van stress bij toetsen en weinig zelfvertrouwen tot meer fysieke kenmerken zoals blozen, klamme handen, trillende handen of stem, geen eetlust meer hebben en slecht slapen. Het is vanzelfsprekend dat kinderen die faalangstig zijn, minder gaan presteren, zij vertonen vermijdingsgedrag. Daardoor hopen ze dat de angst afneemt, maar natuurlijk is dit niet een effectieve manier om met die angst om te gaan.

Er zijn wel een aantal feiten bekend over het ontstaan van faalangst. Bij begaafde kinderen blijkt dat veel van deze kinderen al vroeg in hun leven succeservaringen hebben opgedaan en daarvoor werden geprezen: “Wat knap dat dat al lukt!” Een begaafd kind heeft hier echter geen inspanning voor geleverd en krijgt zo een irreëel zelfbeeld. Op het moment dat het kind geconfronteerd met een lastige situatie of een moeilijke taak, blijkt het ‘lukken’ of volbrengen van de taak niet meer zo vanzelfsprekend. Het feit dat het niet meer lukt, schrijft het kind dan toe aan zichzelf, aan het zijn, en niet aan een verkeerde aanpak of een gebrek aan inspanning, het kind heeft daar immers geen ervaring mee. Zie je wel, ik ben blijkbaar niet zo knap als iedereen (en ikzelf) dacht…

Perfectionisten leren juist heel veel, zeer nauwgezet en uit het hoofd. Hun studeertechnieken zijn inefficiënt. En als er iets mis gaat raken ze in paniek. Uitstellers en vermijders verminderen hun spanning door niet mee te doen. Ze houden zich met allerlei ‘belangrijke’ andere dingen bezig en beschermen zich zelf tegen een verlies van eigenwaarde bij een mindere prestatie.

Faalangst kan bij begaafde kinderen al heel jong ontstaan omdat zij eigenlijk nauwelijks een inspanning hoeven te leveren (geen trial-and-error-traject) om succesvol te zijn. Daardoor ontbreekt de noodzaak van het aanleren van goede werk- en leerstrategieën (door informeel leren is kennis vergaard), vermindert het taakbewust zijn en bouwen zij nauwelijks of geen spanningsboog op.

Relevante faalervaring
Op het moment dat de leerling dan een taak moet verrichten waarbij deze vaardigheden wel vereist zijn, ontstaat er een probleem. De leerling kan zich bijvoorbeeld onvoldoende concentreren (neemt niet goed waar, is onnauwkeurig en/of impulsief) en doet als gevolg daarvan een relevante faalervaring op: door een groot aantal slordigheidsfouten (concentratiefouten) is de kwaliteit van het werk beneden de maat. De leerling denkt: Zie je wel, ik kan dit niet. Deze gedachte beïnvloedt het zelfbeeld van de leerling en legt de basis voor het verdere ontstaan van faalangst.

Het gegeven dat de leerling op jonge leeftijd niet voldoende is uitgedaagd, houdt dus in dat er niet is geleerd fouten te maken en niet hoe te leren. Gevolg kan zijn dat als deze leerlingen op een gegeven moment te maken krijgen met het niet zomaar oppikken van de lesstof, en er echt geleerd moet worden, deze leerlingen kunnen blokkeren. Hierdoor kunnen zij niet meer voldoen aan het beeld dat iedereen van hen heeft: ze voelen zich een mislukking! Dit kan er uiteindelijk toe leiden dat deze leerlingen niets meer (durven) doen aan hun schoolwerk.

Negatieve invloeden

  • Omgeving: school, sportclub, invloed media en maatschappij;
  • Gezin: hoge verwachtingen, helpen (door ouders) om tijd te besparen, weinig feedback over goed en fout, loyaliteit, aanleg, cultuur;
  • Begaafdheid: deze kinderen zijn zich vaak bewust van hun ‘anders’ zijn.

De omgeving kan faalangst veroorzaken of versterken door heel hoge eisen te stellen aan een leerling of door de leerling vooraf niet duidelijk te maken wat er van hem of haar verwacht wordt. Een belangrijk punt daarbij is dat we geneigd zijn om van begaafde leerlingen te verwachten dat zij (nagenoeg) foutloos werken en altijd hoge prestaties halen.

Bij begaafde leerlingen is het belangrijk dat zowel de ouders als de leerkracht duidelijk omschrijven wat zij van het kind verwachten. Door te zeggen ‘het is niet erg als het niet lukt, als je maar je best doet’ is er weinig duidelijkheid: wat is ‘je best doen’ eigenlijk? Is er hard gewerkt of hard geleerd? Stel daarom reële eisen, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van het kind. Dit betekent dat bij begaafde kinderen soms wel hogere eisen gesteld kunnen worden, maar dat is afhankelijk van de manier waarop daarmee wordt omgegaan.

Faalangst in de klas voorkomen
Zorg dat er in de klas een prettig werkklimaat is, met ruimte voor het maken van fouten. Bied structuur en stel duidelijke, reële verwachtingen, let vooral op de dingen die goed gaan.

Toon begrip voor eventuele problemen van leerlingen en help hen hun gevoelens onder woorden te brengen. Bespreek conflicten tussen kinderen en laat hen samen oplossingen bedenken. Vermijd zuchten (en mopperen) wanneer een kind een fout maakt en blijf ook dan opgewekt en positief.

Wat kan een leerkracht doen voor een begaafde leerling met kenmerken van faalangst*?

  • Geef duidelijk aan of een antwoord goed of fout is en vertel waarom;
  • Bied opdrachten aan in overzichtelijke stappen, met opbouwende moeilijkheidsgraad, start met een min of meer bekende opdracht, zodat het kind succeservaringen kan opdoen;
  • Geef kort instructie, controleer of de bedoeling van de opdracht duidelijk is;
  • Spreek af wat er precies verwacht wordt bij een bepaalde opdracht, bespreek samen de criteria waaraan het eindproduct moet voldoen (bijvoorbeeld bij projectwerk);
  • Kijk samen naar eventuele. hulpbronnen bij het zoeken naar de oplossing;
  • Geef aan op welke manier de leerling hulp kan vragen;
  • Loop in het begin regelmatig even langs om feedback te geven, laat niet te lang ‘aanmodderen’;
  • Bespreek de opdracht individueel na en leg hierbij de nadruk op het proces en niet op het product, waardeer inspanning – geen perfectie;
  • Waardeer persistentie, ook al is de oplossing niet goed;
  • Geef alleen complimenten bij een resultaat waarvoor de leerling zich ook werkelijk heeft moeten inspannen;
  • Vraag bij de evaluatie wat er volgens de leerling goed is gegaan en wat er mogelijk nog verbeterd zou kunnen worden;
  • Beloon het nemen van risico’s en vooruitgang;
  • Waardeer geïnvesteerde tijd;
  • Help te leren om prioriteiten te stellen;
  • Laat het kind merken dat er vertrouwen is in zijn of haar mogelijkheden.

*In de faalangstreductietrainingen die ik eerder voor begaafde leerlingen verzorgde, bespraken we: “Je hebt geen faalangst, je doet eraan. Je kunt er ook niet aan doen.”

Een fijn boek, beproefde training? Kijk eens op https://www.piacrul.nl/

Meer over het profiel Aangepast succesvol – begaafde leerling, bekijk de profielen van Betts & Neihart, pag. 4.

Een keer in de maand behandelt ECHA-specialist Janneke Breedijk van de projectgroep Begaafdheid een aspect van dit veelzijdige onderwerp. Veel thema’s komen ook aan de orde tijdens de masterclasses  en de bijeenkomsten van de leernetwerken. Voor vragen hierover, stuur een e-mail naar j.breedijk@sppoh.nl of kijk bij de bijeenkomsten.