‘Inclusief onderwijs gaat over het ontmoeten van verschillen’

19 maart 2024 • 12:26

Zijn motto is: als je niet voor iemands talenten en kwaliteiten gaat, dan moet je van zijn beperkingen afblijven. Emiel van Doorn pleit voor een inclusief onderwijssysteem waarin de brede ontwikkeling van kinderen het uitgangspunt is.

Het ideale onderwijs volgens Emiel van Doorn is onderwijs waarin alle kinderen elkaar kunnen blijven ontmoeten in het reguliere onderwijs. Alleen is dat niet hoe het in de praktijk gaat, zegt hij. “We zijn juist geneigd om leerlingen eruit te halen. Kort gezegd halen we er twee soorten leerlingen uit: leerlingen die onderpresteren en leerlingen die overpresteren. Dan ben je behept met zoiets moois als begaafdheid en wat doen we? We halen je uit de groep.”

Wat zijn volgens jou de nadelen van die aanpak?
“Onderwijs gaat om zoveel meer dan alleen om rekenen en taal, zeg maar de cognitieve kant. Er zijn zoveel meer ontwikkelgebieden, zoals de sociale en emotionele ontwikkeling. Of wat dacht je van de motorische ontwikkeling. Zelf scoorde ik als kind op een IQ-test 72, maar met trefbal was ik bij wijze van spreken beter dan alle andere leerlingen bij elkaar. Die sportjochies zijn vaak de informele leiders van een groep. Maar in ons huidige onderwijssysteem kijken we eigenlijk alleen maar naar de cognitieve ontwikkeling.”

Hoe komt dat volgens jou?
“Het Nederlandse onderwijssysteem is gebaseerd op pedagogiek en didactiek en daar gaat het in mijn ogen mis. De onderwijssystemen van veel andere landen, zoals in Scandinavië, Zwitserland en Australië, zijn gebaseerd op de ontwikkelingspsychologie. Dat betekent dat onderwijsprofessionals in de breedste zin naar de ontwikkeling van kinderen kijken. Ze kijken wat een kind kan en nodig heeft, terwijl wij vooral bezig zijn met labelen en het benoemen van problemen.”

Wat betekent inclusief onderwijs voor jou?
“In ieder geval niet dat we eindeloos blijven differentiëren. Inclusie is ook niet het omgaan met verschillen. Voor mij gaat inclusie over het ontmoeten van verschillen, dus je draait het paradigma om en zegt: dat al deze verschillende kinderen bij elkaar in de klas zitten, geeft een enorme kracht en potentie.”

Je hebt het concept Mediërend Leren bedacht. Wat houdt dat in?
“Het belangrijkste uitgangspunt van mediërend leren is dat elk kind ontwikkelmogelijkheden heeft. Het is geen methodiek, maar een manier om ontwikkel- en leerprocessen te benaderen. De kern is dat je samen slimmer bent. Je vindt iemand in de klas die jou kan ondersteunen en jij kan op jouw beurt weer een andere leerling helpen. Ik gebruik vaak het voorbeeld van de leerling die moeilijk kan stilzitten tijdens de instructie. Hij doet zo zijn best om stil te zitten dat die hele instructie aan hem voorbijgaat, alleen maar om aan de norm van de leerkracht te voldoen. Bij Mediërend Leren gaat hij lekker samen met een klasgenoot aan de slag. De leerlingen kennen elkaar goed, weten van de anderen of ze hoogbegaafd zijn, ADHD hebben of iets anders. Daar is volledige openheid over.”

Leven hoogbegaafde leerlingen niet juist op als ze in een groep gelijkgestemden terechtkomen?
“Ik hoor dat vaak en ik zeg niet per se dat het niet waar is. Maar we zijn als volwassenen wel snel geneigd om voor de hele groep te spreken, in de trant van: dit is nu eenmaal beter voor ze. We vergeten vaak om met het kind zelf in gesprek te gaan. Ik heb veel gesprekken met hoogbegaafde kinderen gevoerd en ze vertellen me vaak dat ze liever in hun eigen klas blijven. Bovendien moeten ze zich later in het werkende leven ook zien te verhouden tot mensen die niet zoals zij in elkaar zitten. Dan kun je toch beter in je basisschooltijd leren om daarmee om te gaan, sterker nog: dan leer je dat je juist kunt profiteren van de talenten en kwaliteiten van anderen. Volgens mij is nooit aangetoond dat hoogbegaafde leerlingen beter zijn in burgerschap, om maar een voorbeeld te noemen. Nou mooi, dan kunnen ze op dat gebied weer leren van klasgenoten.”

Je betoogt dat differentiëren ook leidt tot meer werkdruk.
“Klopt. Als je allemaal groepjes leerlingen apart gaat zetten omdat je vindt dat ze specifieke aandacht nodig hebben, dan moet je die aandacht ook geven. De begaafden gaan naar de plusklas, een andere groepje is minder in rekenen en ga zo maar door. Het zijn allemaal extra taken. En dan moet je ook nog een uitgebreide administratie bijhouden voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Intussen gebeurt er ook iets met het zelfbeeld van leerlingen als ze uit het lokaal gehaald worden.”

Emiel van Doorn is medeoprichter en bestuurslid van de Stichting StiBCO. Daarnaast is hij trainer, mediator, coach, ontwikkelaar Mediërend leren en IVP-trainer.